Oorspronkelijk was ik beroepskeuzeadviseur. Pas later kwam het idee om iets met mijn liefde voor Engels te doen. Met de akte MO-A op zak heb ik een paar jaar Engelse conversatie en bijles gegeven, tot een buurman een vertaalklus te vergeven had en zei: ‘Dat kun jij wel.’ Hij had eens moeten weten (nou ja, dat weet hij inmiddels) wat hij aanrichtte: ik wilde nooit meer iets anders. Nadat ik het ITV-diploma had gehaald heb ik me bij uitgevers gemeld en zo ging het balletje langzaam maar zeker rollen.
Wanneer ben je begonnen met vertalen? Wat was je eerste vertaling?
In 1996 verscheen mijn eerste boekvertaling, Een slapeloze nacht, een doktersroman van uitgeverij Harlequin. Ik had ooit een paar Bouquetreeksjes gelezen, die ik nogal stroef vertaald vond, en toen al was door mijn hoofd gegaan hoe leuk het moest zijn om zulke boeken te vertalen en te proberen er prettig, soepel Nederlands van te maken, dus het was wel een passend debuut.
Welke vertaling van jou is het bekendste, denk je?
Dat zullen de boeken van John Green wel zijn.
Hoeveel boeken heb je inmiddels vertaald?
Ongeveer 120. Sommige met een collega samen, maar de meeste in mijn eentje. Toen ik pas begon ook vrij veel non-fictie, soms over onderwerpen waar ik niets van afwist (aromatherapie, feng shui, zoetwatervissen). Tegenwoordig doe ik vrijwel uitsluitend fictie. Het vertalen van kinder- en jeugdboeken had ik oorspronkelijk niet speciaal voor ogen, maar toen ik er een aangeboden kreeg merkte ik hoeveel plezier ik daaraan beleefde. Sindsdien vertaal ik soms voor kinderen, soms voor YA en soms voor volwassenen. Juist die afwisseling bevalt me goed.
Wat vind je het fijnste aan vertaler zijn? En wat vind je het minst fijne?
Ik zet mijn creativiteit in voor een duidelijk omschreven doel: die combinatie van vrijheid en beperking vind ik erg fijn. Maar al te vaak is een letterlijke vertaling niet mogelijk en moet ik om in het Nederlands hetzelfde resultaat te bereiken ver van de brontekst afwijken en het in een heel andere richting zoeken. Zulke puzzels blijven voortdurend door mijn hoofd spelen en ik blijf eraan schaven en bijwerken. Het is een geweldig gevoel als er dan uiteindelijk iets staat wat de brontekst recht doet.
Het minst fijne… Misschien de onzekerheid en de deadlinestress. Zelfs al heb je nooit te klagen over gebrek aan opdrachten, je weet nooit of dat zo zal blijven. Deadlines zijn vaak krap, voor ziek worden is geen tijd. En je kunt nog zulke goede voornemens maken, soms wil je een aangeboden opdracht echt niet laten lopen omdat het zo’n fijn boek is, omdat het om ‘jouw’ schrijver gaat, noem maar op.
Hoe ga je te werk?
Ik begin met lezen. Dan de eerste vertaalronde: ik zet zo snel mogelijk een ruw klad neer, vaak nog heel onbeholpen, om alles vast eens onder handen te hebben gehad en de toon
van het boek te pakken te krijgen. Het geheim van het Nachtegaalbos van Lucy Strange bijvoorbeeld, speelt in het Engeland van 1919, zodat ik even moest zoeken naar het juiste taalgebruik: een tikje ouderwets maar wel zo dat het lezers van nu aanspreekt. Lastige zaken kruipen in een hoekje in mijn hoofd, waar ze tijdens het verdere vertalen blijven doorsudderen.
Tweede ronde: de tekst nauwkeuriger doorwerken met het origineel ernaast: heb ik alles goed gelezen/begrepen en niets overgeslagen? (Je hoeft maar even een kop koffie te gaan halen en voor je het weet ga je door bij een zin die aansluit bij het voorgaande, en zie je die twee regels ertussen over het hoofd.) Derde ronde: nu zonder het origineel ernaast. Het moment dat de tekst op eigen benen moet gaan staan. Vierde ronde: het geheel uitprinten en van papier lezen, wat voor een frisse blik zorgt. Dat was het, tot de tekst terugkomt met correcties van de persklaarmaker en daarna nog de drukproef.
Over welke vertaling ben je het meest tevreden?
Ik ben voor mijn kast gaan staan om te kijken over welk vertaling ik het tevredenst ben, maar wat is dat moeilijk! Trouwens, ‘tevreden’, ben ik dat ooit? De ellende is dat er altijd dingen blijven waarvan je achteraf denkt: had ik niet beter zus en zo… De kunst is dat te accepteren: op een gegeven moment is het klaar, én stort je je weer op een volgende vertaling, dus moet je het loslaten.
Aan welke vertaling heb je goede herinneringen?
Goede herinneringen heb ik aan veel vertalingen. Prettig contact met de auteur speelt daar vaak een rol in. Met Claire Cameron (Canadese auteur van romans voor volwassenen) bijvoorbeeld. Naar aanleiding van de vragen die ik haar had gestuurd bij het eerste boek dat ik van haar vertaalde (De beer, waarin de verteller een meisje van vijf is) bleven we nog even doormailen over vertalen, en toen ik aan haar volgende boek bezig was (De laatste neanderthaler) hoorde ik dat ze het zo jammer vond dat ik deze keer blijkbaar niets te vragen had, omdat ze die inkijk in mijn vak zo boeiend had gevonden. Gelukkig voor haar was ik mijn vragenlijst nog aan het opstellen en konden we nog uitgebreid corresponderen.
Welke vertaling vond je het moeilijkst?
Het moeilijkst, dat waren vermoedelijk de boeken van (daar is-ie weer) John Green, omdat er bij hem haast altijd taalkundige toeren in zitten die op het eerste gezicht onoplosbaar lijken: de anagrammen in 19x Katherine, de musicalliedjes in Will Grayson, will grayson, de woordspelingen en taalpuzzels overal. Tegelijkertijd vind ik dat soort ‘moeilijk’, die uitdaging, juist heerlijk, en bovendien heb ik van het begin af aan erg prettig contact gehad met John Green, dus ook hier: volop goede herinneringen.
Eén voorbeeldje, uit Will Grayson, will grayson. Toen ik dat voor het eerst las bekroop me echt de gedachte: maar dat kán ik helemaal niet! Tot op de laatste bladzijde moest er gepuzzeld worden: in het dankwoord (in het Engels ‘Acknowledgments’) begon elke regel met ‘We acknowledge’ en dat woord werd niet alleen gebruikt om lof en dank uit te delen:
‘We acknowledge that Jodi Reamer is a kickass agent. We acknowledge that this book would probably not exist if [….]. We acknowledge that nerdfighters are made of awesome.’
Ik moest dus een Nederlands woord vinden dat erboven kon staan als kop én als begin van al die verschillende zinnen kon fungeren. Uiteindelijk bood het verhaal zelf de oplossing: de musical waar het allemaal om draait bracht me op ‘toegift’, heel passend zo aan het slot, en ‘wij geven toe’ bleek in alle zinnen te gebruiken.
Overigens denk ik sindsdien nooit meer ‘dat kan ik niet’. Ik weet nu dat ik er uiteindelijk altijd wel uit kom.
Kun je een voorbeeld geven van een fragment waar je erg tevreden over bent?
Niet van een fragment, omdat tevredenheid óf het hele boek betreft, óf een losse vondst van een of enkele woorden. Zoals ‘de Overhemden’ in De wereld achter het hek, van Zana Fraillon. Dat verhaal speelt in een vluchtelingenkamp in Australië, waar de bewakers ‘the Jackets’ worden genoemd, naar hun uniformjasje, een pars pro totum dus, maar alle voor de hand liggende vertalingen (jack, jasje, colbert) gaven niet het juiste beeld en het hele woord, ‘de Uniformjasjes’ was veel te lang. Ter inspiratie zocht ik op een gegeven moment maar eens op internet naar foto’s van zulke kampen, en wat me opviel: de bewakers droegen, als onderdeel van hun uniform, allemaal een overhemd. Alle andere mannen en jongens droegen een T-shirt. Bij ‘de Overhemden’ weet je even duidelijk als bij ‘the Jackets’ dat het om de bewakers gaat.
Welk boek dat door iemand anders vertaald is, had je zelf graag willen vertalen?
Dat is makkelijk: The Fault In Our Stars, van John Green. Ik ben zijn vaste vertaler en het was de bedoeling dat ik het zou doen, maar door omstandigheden is dat niet gelukt, iets wat ik heel erg jammer heb gevonden. Des te blijer was ik toen zijn nieuwste boek, Turtles All The Way Down, wél weer op mijn bordje viel.
Hoe kom je in beeld bij uitgevers?
Toen ik net begon heb ik zonder veel idee van de markt uitgevers aangeschreven. Dat ging toen nog op papier (oma vertelt), en de ochtend nadat ik mijn eerste brieven op de bus had gedaan hing er meteen een uitgever aan de telefoon die een gesprekje begon over non-fictie en naar mijn woordprijs informeerde. Ik, nog aan de ontbijttafel, werd compleet overrompeld en had géén idee. Met die man is het dan ook niets geworden. Enkele andere brieven leverden wel een opdracht op.
Gaandeweg kreeg ik meer benul over voorwaarden en tarieven, én kreeg ik steeds meer de smaak te pakken van betere boeken. Opnieuw uitgevers aanschrijven dus, maar nu doelgerichter, en in combinatie met introducties door meer ervaren collega’s die ik inmiddels had leren kennen ben ik verder gekomen.
Waar werk je op het moment aan?
Ik ben net begonnen aan de vertaling van Izzy + Tristan, het YA-debuut van Shannon Dunlap. Het is een hervertelling van het beroemde verhaal van Tristan en Isolde, die zich afspeelt in het hedendaagse Brooklyn. Voor daarna liggen er twee fijne kinderboeken op me te wachten.
Wat lees je in je vrije tijd?
Als ik midden in een lastige vertaling zit lees ik puur voor de ontspanning, meestal detectives (Dick Francis, Val McDermid). Verder Engelse (Ian McEwan, Kate Atkinson) en Nederlandse literatuur (vaak kinderboeken, bijv. Anna Woltz, Edward van de Vendel; vaak vertalingen van collega’s).