Tien jaar later – Marian De Smet

(het stuk van Marian De Smet van precies tien jaar geleden vind je hier)

Tien jaar geleden was ik heel erg bezig met moeder zijn, erg bezig met schrijver zijn en af en toe was ik ook kleuterjuf, want er werden maar geen leerkrachten zwanger of ziek of oud, dus was er geen werk voor me.

Ik was in 2001 voorzichtig begonnen met prentenboeken maar in 2009 kwam mijn eerste YA uit, ‘De woorden van zijn vingers’ en ik voelde toen dat ik dit echt geweldig vond: Een dik boek. Een verhaal waar ik al schrijvend in kon verdwijnen. Een poosje nadat mijn stukje op Kjoek was verschenen, won ik de eerste prijs van de kinder- en jeugdjury en ik voelde me daardoor toch al een ietsiepietsie minder onbekend, want al die juryleden hadden mijn boek gelezen en besloten dat ze dat het mooist vonden. Ik kreeg een plantje en ging op de terugweg drie jonge gansjes ophalen, want de vrouw die ze verkocht woonde op de route. Het leek me wel gezellig, drie ganzen om het gras kort te houden en dat ze dan zo in een rijtje achter je aan waggelden.

geenbereikTegen de tijd dat mijn volgende YA klaar was, ‘Geen bereik’, waren de ganzen drie gemene sissende, happende, boze beesten geworden en in plaats van achter ons aan te waggelen, stormden ze luid kwakend naar onze kuiten, telkens we nog maar een voet in hun weitje durfden te zetten.  Ik besloot om op zoek te gaan naar een andere uitgever (dat had niets met die ganzen te maken, ik was gewoon toe aan iets nieuws).

Ik was nog nooit in Amsterdam geweest en ik had op Manon Sikkel haar blog een jaloersmakend stukje gelezen over hoe ze gezellig wijn ging drinken met haar uitgeefster. Ik dronk nooit wijn met mijn uitgever, niet eens koffie.

Thille Dop en ik hadden een fijn gesprek bij een lekkere lunch en ik was helemaal klaar voor de overstap naar Nederland. Het leukst aan die beslissing was het feit dat ik plots ook een heleboel Nederlandse kinderboekenschrijvers leerde kennen, want kinderboekenschrijvers zijn gezellige mensen.

rotmoevieMijn kinderen groeiden op, de ganzen gingen ergens anders wonen (bij mensen met een erg grote vijver, al vermoedde mijn dochter dat die vijver net zo goed een kookpot kon zijn), ik kreeg meer werk op school en schreef tussendoor ergens ‘Rotmoevie’, het boek waarmee ik de Gouden Lijst zou winnen. Dat boek zorgde er ook voor dat mijn naam bij mensen al eens een belletje deed rinkelen. Niet veel belletjes, maar wel fijne.

Ik ben nu niet minder moeder, maar mijn kinderen zijn groot en leiden steeds meer hun eigen leven. Ik ben wel veel meer juf. Soms een beetje te veel naar mijn zin, al doe ik mijn job doodgraag, maar door al die zieke, oude en zwangere collega’s die ik moet vervangen, blijft er naar mijn gevoel te weinig tijd over om echt te schrijven. Al doe ik het toch. Natuurlijk. Al is het met een half blaadje per keer,…niet schrijven is geen optie. Ik hoef geen dertig boeken op mijn plank, als ik maar tevreden ben met de boeken die ik maak. Stiekem hoop ik dat ik over tien jaar vooral schrijver ben. Moeder zal ik natuurlijk altijd zijn, maar tegen die tijd kan ik al net zo goed oma zijn (o jee!) en is het misschien tijd om wat minder juf te zijn. Dan ga ik naar een hutje op de hei, of een huisje in de bergen, met een laptop voor een raam met een prachtig uitzicht en dan schrijf ik honderd pagina’s per dag. Tot dan!

Tien jaar later – Dirk Weber

(het stuk van Dirk Weber van precies tien jaar geleden vind je hier)

boeken-dirk-weberIn mijn werk bedenk en schrijf ik voor opdrachtgevers en uiteindelijk bepalen zij of ze mijn ideeën of teksten willen gebruiken. Ik heb er geen moeite mee om ze aan te passen of om opnieuw te beginnen. Maar in mijn boeken heb ik de vrijheid om te doen wat ik wil. Ik vind het nog steeds magisch dat ik iets bedenk, die gedachten omzet in woorden op papier en dat anderen die woorden weer kunnen vertalen naar gedachten in hun hoofd. Dat je lezers kan meenemen naar plaatsen of kennis kan laten maken met mensen die buiten het verhaal niet bestaan. Zelfs als mijn verhalen niet uitgegeven zouden worden, zou ik blijven schrijven; ik kan het niet laten. Maar gelukkig worden ze wel uitgegeven en zijn er redacteuren die me helpen ze beter te verwoorden.

Wat ik tien jaar geleden schreef, had ik ook nu kunnen schrijven. Ik zou andere woorden gebruiken, maar een nieuw verhaal moet voor mij ook nieuw zijn; hoe ik het opschrijf, waar het over gaat. Ik leef niet van mijn boeken en ik denk niet dat het in de komende tien jaar wel gaat gebeuren. Ik schrijf er te langzaam voor, doe veel te weinig aan promotie, ook omdat ik het schrijven naast mijn andere werk doe. Maar daarom vind ik het extra belangrijk dat ik tevreden ben over wat ik schrijf en dat ik plezier heb in het schrijven zelf. Het is heel fijn dat mijn boeken over het algemeen goed ontvangen worden. Voor Duivendrop kreeg ik mijn eerste zilveren griffel, voor mijn vierde boek, de Goochelaar, de geit en ik, mijn tweede. Dat boek kreeg ook de Thea Beckmanprijs. Mijn laatste boek, Naar de rand van de wereld, staat dit jaar op de tiplijst van de Jonge Jury.

Tien jaar geleden had ik twee boeken geschreven, maar voelde ik mijzelf geen schrijver. Ik zag het schrijven van boeken als een vaardigheid die ik nog niet genoeg beheerste. In die tien jaar zijn er drie boeken bijgekomen en dat is objectief gezien niet heel erg veel en toch voel ik me meer dan toen schrijver. Niet omdat ik nu denk dat ik precies weet hoe je een boek moet schrijven, maar meer omdat ik denk dat de onzekerheid erover bij me hoort en dat die -voor mij- nodig is om beter te worden. Heel vrij naar Mario Andretti: als je denkt dat je weet hoe het moet, maak je het jezelf niet moeilijk genoeg.

Tien jaar geleden was ik een onbekende schrijver en bekend ben ik nog steeds niet. Als persoon hoef ik niet bekend te worden, maar ik zou het een eer vinden als ik ooit een boek schrijf dat dat wel wordt. Een mooie opdracht voor de komende tien jaar.

Manon Sikkel – Tien jaar later

(het stuk van Manon Sikkel van precies tien jaar geleden vind je hier)

Op 11 oktober 2008 zaten schrijfster Victoria Farkas en ik met een kopje koffie naast de schouwburg van Almere. Het was de slotdag van de Kinderboekenweek 2008 en we zouden de hele dag speed-daten met jonge lezers. Lezers die nog geen idee hadden wie wij waren. In afwachting van onze signeersessies zaten we in de zon en keken over het water. ‘Ik wil later heel veel geld verdienen met mijn boeken,’ zei ik. Mijn eerste boek was net drie maanden uit. ‘Ik wil later heel beroemd worden,’ zei Victoria. ‘Nou ja,’ krabbelde ze even terug. ‘Nee,’ zei ze toen, ‘ik wil echt heel erg beroemd worden. Niet zo beroemd dat mensen op straat hun hoofd omdraaien naar me, maar wel zo beroemd dat ik griffels en vlaggen en de Prijs van Kinderjury win.’ We sloegen onze koffiekopjes tegen elkaar en beloofden dat we als een van ons die felbegeerde prijs zou winnen – welke dan ook – we zouden terugdenken aan deze dag waarop we als jonge beginnende schrijvers aan het water zaten op een prachtige herfstdag in oktober en de wereld aan onze voeten lag. Het was een belangrijk moment. En het enige wat op dat moment miste was een aandenken. En dus stelde ik voor om de koffiekopjes te stelen. We stopten de kopjes in onze tassen. We fantaseerden dat we zouden doorgaan met servies stelen tot we een prijs hadden gewonnen. Het griffelservies noemden we het. Ik won dat zelfde jaar twee debuutprijzen en zowel Victoria als ik werden genomineerd voor de Prijs van de Kinderjury. Het kopje heb ik nog steeds en het herinnert me er dagelijks aan met welk doel ik ging schrijven. Niet om rijk of beroemd te worden, maar om geld te kunnen verdienen met dat wat ik het liefste doe, schrijven. Ik heb boeken geschreven over IzzyLove, Elvis Watt, de niet zo enge buurman en over Geheim Agent Oma. Wanneer ik op scholen kom, word ik nu wel herkend en er is geen boekwinkel die mijn boeken niet verkoopt. Missie geslaagd.

manon-sikkel

Drie jaar na mijn debuut heb ik mijn baan als redacteur bij Psychologie Magazine opgezegd. Mijn uitgeefster waarschuwde me dat ik nog niet van mijn royalty’s zou kunnen leven. Waar ze me niet voor kon waarschuwen was dat mijn man mij nog datzelfde jaar zou verlaten en ik heel plotseling geen baan, geen geld, geen man en geen huis meer had. Terwijl mijn boeken steeds succesvoller werden en wildvreemden mij op straat op de schouders sloegen en dan met brede grijns zeiden: ‘gaat goed he?’ Dan knikte ik moedig en zei dat het niet beter kon.

Inmiddels lacht het leven me gelukkig weer van alle kanten toe. Ik vond een nieuwe liefde en een nieuwe stad om in te wonen. Drie keer won ik de Prijs van de Kinderjury en twee keer de Pluim. Ik mag elk jaar naar het Kinderboekenbal en ik geef les op de schrijversvakschool. Ik heb het mooiste werk van de wereld. Wanneer mijn man ’s ochtends in de trein stapt op weg naar het Ministerie van Belangrijke Zaken, waar hij werkt, pak ik mijn schrijfblok en vertrek naar mijn fantasiewereld. Een wereld die ik als kind ontdekte en waar ik nooit meer ben vertrokken. Het is er mooier dan in al mijn boeken bij elkaar. En aan mij de taak om te beschrijven wat ik daar zie. Het is een wereld waar alle kinderen toegang toe hebben. Ik denk niet dat er nog veel volwassenen zijn die toegang houden tot die wereld. Maar ik heb de deur altijd open gelaten en op een dag, wanneer geen kind mijn boeken nog leest, trek ik me terug in die magische wereld van fantasie en beschrijf ik het aan mijn zesendertig kleinkinderen. Ik hoef geen boeken te verkopen om schrijver te zijn. Zoals een muzikant niet hoeft op te treden om muziek te maken. Dat is ook wat ik mijn leerlingen op de schrijversvakschool vertel. Je bent een schrijver of je bent het niet. Het plezier van het verzinnen, dat is voor jezelf. Het is leuk als je daar geld mee kunt verdienen, maar geen noodzaak.

manon-sikkel-foto-door-bonnita-postma-2015
© Bonnita Postma

Mijn naam is van Driel, Marcel van Driel

(het stuk van Marcel van Driel van precies tien jaar geleden vind je hier)

Mijn naam is van Driel, Marcel van Driel

En ik ben geen onbekende schrijver meer.

Ik treed nog steeds op in het hele land. En aangezien ik nog steeds geen rijbewijs heb, word ik nog steeds opgehaald van het station en naar de plaatselijke bibliotheek gereden. Maar nooit, werkelijk waar nooit meer krijg ik de opmerking: ‘Sorry, maar voor vandaag had ik nog nooit van u gehoord …,’

Het eerste wat ze nu zeggen is: waar blijft deel 4?

En met deel 4 bedoelen ze: Superhelden.nl dl4. Het vierde en een na laatste deel van mijn steeds maar groter wordende trilogie (met excuses aan Douglas Adams).

Ik heb namelijk een bestseller geschreven.

superhelden.nlSuperhelden.nl verscheen in 2011 en telt inmiddels de 11e druk. Van de complete trilogie zijn er in Nederland meer dan 40.000 verkocht en de boeken staan nog steeds in iedere (kinder)boekhandel op de plank, naast series als Dolfje Weerwolfje, Dummie de Mummie en het verwante De Hongerspelen. Wekelijks krijg ik mail van leerlingen die een spreekbeurt over de boeken houden of vragen waar het nieuwe deel blijft.

In Duitsland verschenen de boeken onder de naam Pala en zijn ze uitgebracht als Young Adult boeken (in tegenstelling tot Nederland waar ze 12+ zijn). De mails met de vraag “waar blijft deel 4” zijn gelukkig in het Engels, want Duits lezen kan ik niet.

Tien jaar geleden was mijn grote droom om door te breken als kinderboekenauteur. Om te kunnen leven van het vak, om bestsellers te schrijven, scholen te bezoeken en nooit meer een opdracht aan hoeven te nemen alleen maar omdat ik het geld nodig heb.

Ik heb inmiddels meer dan vijftig boeken geschreven. Mijn boeken zijn in meerdere landen verschenen en ik heb zelfs twee films mogen ‘verboeken’. Ik heb mijn doel grotendeels bereikt, mijn droom is uitgekomen.

Het is alleen mijn droom niet meer.

Ik wil Superhelden.nl dl 4 afmaken. Ik moet er nog zo’n drie maanden aan werken en dan kan het manuscript naar de uitgever. Maar helaas ben ik al bijna een jaar ziek en kan ik niet schrijven. Langzaam, heel langzaam, kruip ik uit het dal dat depressie heet en gloort er weer licht aan het eind van de tunnel. (Een dal en een tunnel in een zin, dat heet overigens een Gemengde Metafoor en dat Hoort Niet. Maar dat terzijde).

Mijn Grote Droom van 2019 is beter worden, is weer iedere dag schrijven, is weer een boek afmaken, inleveren, in de winkel zien liggen. Mijn grote droom is mailtjes krijgen waarin lezers vragen: “Wat was deel 4 fantastisch!!

Waar blijft deel 5?”

Hopelijk hoeven ik (en mijn lezers) daar geen tien jaar op te wachten.

Uw schrijver,

 

Marcel van Driel

Karin Vrielink schrijft 2009 – 2019

(het stuk van Karin Vrielink van precies tien jaar geleden vind je hier)

Als achtjarig meisje wist ik het al: “Ik word schrijfster.” Eigenlijk WAS ik het toen al. Kinderen zien vaak onbewust en niet gehinderd door allerlei mitsen en maren hoe het is. Het zijn de volwassenen die het zichzelf of een ander vaak onnodig moeilijk maken in het realiseren van ambities.

Van eigen uitgave naar een echte uitgever met Ilias in Maggelspace
In 2009 had ik net de grote ontgoocheling bij de grote uitgevers achter de rug. Megatrots was ik na de bevalling van de serie “Ilias in Maggelspace”. Vol vertrouwen ontving ik de reacties van de gevestigde orde:
‘Helaas, uw werk past niet bij ons fonds.’
‘Past niet bij ons fonds? Weet u wel hoe ongelooflijk enthousiast de doelgroep is? U geeft toch kinderboeken uit? Past daar niet iets vernieuwends in?’
ilias-in-maggelspaceIk slikte, grabbelde mezelf weer bij elkaar en moest mijn verhalen, met de prachtige tekeningen van mijn tante Kini Vrielink, het levenslicht laten zien. Dus besloot ik om ze zelf te gaan uitgeven en te verkopen. Dat heb ik gedaan in eigen kring. En dat leverde een schat aan onbetaalbare reacties op van kinderen die genoten van de boeken.

Kini en ik hebben met Ilias in Maggelspace nog een waardevol avontuur gehad met een kleinere uitgever, de Graveinse Abeel. Dit heeft de kwaliteit van het verhaal, de tekst en de opmaak van deel 1 naar een hoger niveau gebracht, maar helaas niet tot veel nieuwe bekendheid geleid.
Op dit moment liggen er drie geïllustreerde delen van Ilias in Maggelspace en een schat aan vervolgideeën klaar voor een nieuwe, creatieve uitgever.

Schrijfwedstrijden
Nadat het rondje grote uitgevers me nog niet het ‘Harry Potter succes’ opleverde, besloot ik me te focussen op schrijfwedstrijden en niet zonder succes…
In 2009 werd ik vierde bij ‘Het beste manuscript van 2009’ met Ilias in Maggelspace 3 – De Orde van de Negen Edelbytes. Ik won een webpodium en vooral veel gevoel van erkenning en waardering. Het bracht me in contact met de bevlogen en zeer creatieve Christel Cosijn (Big Bang Express). Ik heb haar mijn teksten laten beoordelen. Spannend voor een schrijver, maar als je je ervoor open stelt, levert het je kwaliteitsverbetering op in tekst en verhaal.

John Flandersprijs Averbode
In 2010 schreef ik mezelf ineens op de kaart in België, door met mijn eerste Vlaamse Filmpje  ‘Navigeren door Puin’ de John Flandersprijs van uitgeverij Averbode te winnen. De kinderjury koos unaniem voor mijn verhaal! Dat telefoontje uit België, terwijl ik een blouse aan het passen was in een Zwols pashokje, zal ik nooit vergeten 😉.

Erkenning van de doelgroep is het mooiste dat je als schrijver kunt krijgen. En zo hoort het wat mij betreft ook te gaan en niet alleen bij schrijfwedstrijden. Meer macht naar de potentiële lezers! Geef de doelgroep inspraak in wat er op de markt moet komen. Richt leespanels op, geef lezers en schrijvers (anoniem) eerlijke kansen om te bepalen wat er in de aandacht moet komen.

karin-vrielink-2019De Vlaamse Filmpjes bleken op mijn lijf geschreven. Mijn inzending ‘Bluf of bloed?’ werd in 2012 bekroond met de eervolle vermelding van de kinderjury. En in 2015 kon mijn geluk niet op toen ik voor de tweede keer de Averbode verhalenprijs won met ‘De Drone’.  De klas die als kinderjury fungeerde, mocht mij de prijs uitreiken. Een nieuw een hoogtepunt in mijn schrijvend leven. Taart eten met al die enthousiaste kinderen, die in de rij stonden om hun exemplaar van ‘De Drone’ te laten signeren. Schrijven is hard werken, met veel hoogte- en dieptepunten. Maar als alle puzzelstukjes perfect in elkaar vallen, is het de mooiste roeping die er is.

Mijn samenwerking met Averbode is één groot hoogtepunt. Een professionele, prettige uitgever, waar je je als schrijver alleen druk hoeft te maken over het creëren van een mooi verhaal. Vorig schooljaar verscheen nog het in opdracht geschreven Vlaamse Filmpje ‘KI’.

(On)bekend?
Ik beschouw mezelf nog steeds als een onbekende schrijver, in ieder geval in Nederland. En dat is vooral jammer voor de pareltjes die ik op de plank heb liggen. Ilias in Maggelspace en de doelgroep verdienen het om elkaar te leren kennen. En dan is er nog @Hemelcode, een adembenemend tienerboek, waarin het Internet en de geestelijke wereld elkaar op bloedstollende wijze treffen.
Ik ga er de komende 10 jaar mijn missie van maken om kinderen ook van deze creaties te laten genieten en die kleine, vastberaden schrijfster in mij haar ambities te laten realiseren.

Contact n.a.v. deze Blog? Mail naar karinvrielink@hotmail.com.

Terugblik van een misschien wel mislukte schrijfster – Anne Marie Hoekstra

(het stuk van Anne Marie Hoekstra van precies tien jaar geleden vind je hier)

Soms denk ik dat ik een beetje mislukt ben, als schrijfster. Ik kan namelijk bij lange na niet leven van het schrijven van boeken. Misschien komt dat doordat ik niet bereid ben alles op te offeren voor een schrijverscarrière. Je hebt creatieve geesten die genoegen nemen met droog brood en een slecht verwarmd huis, die een kluizenaarsleven leiden om zich geheel te kunnen wijden aan voltooiing van weer een nieuw kunstwerk of literair product.

Zo’n type ben ik niet. Ik wil zo nu en dan lang tafelen met vrienden, hen ook eens kunnen trakteren op een glas wijn op een zomers terras, mijn kinderen wat geld toestoppen voor rijlessen, mijn hypotheek netjes aflossen, versleten schoenen vervangen. Dus heb ik een baan. En houd ik een beperkte hoeveelheid tijd en energie over om te schrijven en – minstens zo belangrijk tegenwoordig – heb ik veel te weinig tijd om aan promotie van mijn boeken te doen. Lezingen geven, signeersessies bijwonen, schoolbezoekjes afleggen, bloggen, flitsende filmpjes op social media plaatsen, persberichten schrijven en versturen naar de kranten; ik heb het allemaal gedaan, maar veel te weinig. (Over promotie gesproken: laat ik meteen deze kans grijpen. Als u mijn naam intikt op Bol.com, vindt u zeven van mijn boeken, netjes onder elkaar. Bestelt u er gerust een paar.)

Maar, schrale troost: als ik mislukt ben, ben ik in goed gezelschap. Uit recent onderzoek van KVB Boekwerk, een kennis- en innovatieplatform voor het boekenvak, blijkt dat nog geen 0,7 procent van de Nederlandse schrijvers een minimuminkomen overhoudt aan de verkoop van zijn boeken. En het is me naast moederschap, een journalistieke baan en vrijwilligerswerk toch maar mooi gelukt om twee kinderboeken, drie jeugdromans en acht levensverhalen te schrijven. Dat laatste grotendeels in opdracht van klanten van Het Verhalenbureau, een bedrijfje dat mijn man en ik hebben opgezet omdat we zo van verhalen en boeken houden.

Mijn laatste kinderboek verscheen in 2009. Ik had toen drie jaar achter elkaar bijna al mijn vrije tijd in het schrijven van jeugdromans gestopt. En met een van mijn boeken een landelijke prijs gewonnen, veel energie gestopt in de promotie van mijn boeken, sociale contacten verwaarloosd. Ik was er even klaar mee. Want wat moet je er keihard voor werken en wat levert het weinig op.

‘De winst zit ‘m in niet-materiële dingen’, zei een vriendin. Tuurlijk. Maar mijn kinderen zaten in het voorgezet onderwijs, wilden mogelijk gaan studeren. En rekeningen kan ik helaas niet betalen met ‘niet-materiële dingen’. Als journalist kon ik meer uren gaan werken, netjes betaald. Dat deed ik.

Maar ja, hoe gaat dat met types die graag iets willen scheppen? Die vinden toch altijd weer momenten om iets creatiefs te doen. In februari 2012 begon ik een Twitteraccount en een blog, over mijn overgrootmoeder Plonia Loeve (1889-1969). Eigenlijk moet ik zeggen: via Twitter gaf ik Plonia een stem op social media, vanuit haar eigen eeuw. Dat project trok de aandacht van landelijke media en mondde uit in een boek over haar leven. Kort daarna werd ‘Het Verhalenbureau’ geboren. Voor diverse opdrachtgevers legde ik levensverhalen vast. Prachtig om te doen.

Of ik bekender ben dan tien jaar geleden, vroeg Richard Thiel. Om die vraag moest ik lachen. Geen idee. Daar heb ik nooit onderzoek naar gedaan. Die vraag houdt me ook niet bezig. En het is maar met wie je jezelf vergelijkt. Er hebben wel eens kinderen om mijn handtekening gevraagd. En af en toe zegt iemand op vragende toon tegen me: ‘U hebt een bekend gezicht’. Dan word ik verwachtingsvol aangekeken, maar ik weet dan nooit wat ik moet zeggen. Ja dat klopt, ik ben een bekende schrijfster? Of: Inderdaad, ik heb in landelijke kranten gestaan? Misschien lijk ik gewoon op iemand die ze kennen.

Ook op een andere vraag van Richard moet ik het antwoord schuldig blijven: wat gaat er de komende tien jaar gebeuren? Ik hoop vooral dat de komende jaren me veel aangename, waardevolle uren zullen brengen in het gezelschap van vrienden en familie. Dat ik veel mooie boeken zal kunnen lezen. En ook regelmatig de tijd zal vinden om zelf iets te schrijven. Misschien zelfs een boek, je weet maar nooit!

anne-marie-hoekstra-met-olivetti

Bovengedreven – als een vis in het water – Annemarie van den Brink

(het stuk van Annemarie van den Brink van precies tien jaar geleden vind je hier)

Amigos! is vorige week opgestuurd naar verschillende uitgevers. Zal ik eindelijk bovendrijven? Zo eindigde ik tien jaar geleden mijn stuk voor Jipjip in de rubriek ‘Onbekende kinderboekenschrijver’.

Niet lang daarna kreeg ik positieve reacties van twee uitgeverijen die geïnteresseerd waren. Amigos! verscheen in 2010. Begin 2018 beleefde het een tweede druk toen het werd uitgekozen als kerntitel voor de Kinderboekenweek (thema Vriendschap). Een onverwacht cadeautje.

annemarie-van-den-brink---amigos

Een decennium later ben ik een hele rij titels verder, en schrijf ik poëzie, fictie en non-fictie voor literaire en educatieve uitgevers, vooral voor kinderen tussen de zes en de tien jaar.
pretpark-de-poepfabriekBij uitgeverij Luitingh-Sijthoff kwam in 2016 Pretpark de Poepfabriek uit, een samenwerking met collega-schrijver Marja Baseler en illustrator Tjarko van der Pol. In december 2018 kreeg het boek een vierde druk. En het werd vertaald in het Duits, Hongaars, Chinees, Taiwanees en Koreaans. In 2019 verschijnt de ‘opvolger’, Het Hersenhotel.

Poëzie voor kinderen is een andere droom die is uitgekomen. In 2011 en 2012 publiceerde ik gedichten in bundels van Querido, sinds 2017 in het tijdschrift DICHTER. van Plint.

dichter-plintTussen kinderboekenschrijvers voel ik me thuis. We zijn besmet met hetzelfde virus, al moeten we er door de vele gesloten bibliotheekfilialen en dalende boekverkopen dealen met niet al te royale inkomsten.
Maar het begon ook te kriebelen: naast het schrijven leek het een leuke uitdaging leuk les te gaan geven in creatief schrijven. Ik volgde een cursus en masterclasses en richtte met een collega het schrijfbedrijf Tools voor taal op, van waaruit we workshops en trainingen creatief en helder schrijven geven.

annemarie-van-den-brink---schoolschrijverIn 2018 werd ik Schoolschrijver in Amsterdam-Noord. Erg leuk en eervol om als kinderboekenschrijver je enthousiasme voor lezen en taal over te brengen aan kinderen die niet van huis uit in aanraking komen met taalvariatie en boeken. Komend jaar ga ik in de slag op een school in Crooswijk in Rotterdam. Met de combinatie van activiteiten als kinderboekenschrijver, educatief auteur en schrijfdocent kan ik gelukkig leven van de pen. De ideeën blijven borrelen.

Ik kan gerust zeggen dat ik in die tien jaar boven ben komen drijven, al kennen mensen mijn naam vaak niet. Maar mijn boeken wel en daar gaat het om. Ik rijs niet als een rots boven het wateroppervlak uit, maar dein mee op de kinderboekenschrijverszee. Soms spring ik er als een dolfijn bovenuit om daarna weer even onder te duiken. En daarbij voel ik me als een vis in het water.

Rozijnenslingers en the way to L.A. – Mathilde Stein

(het stuk van Mathilde Stein van precies tien jaar geleden vind je hier)

Fijn plan hoor, Richard, die #tenyearchallenge. Echt. Verder ook helemaal niet confronterend of zo. Hoeveel details wilde je trouwens hebben, over die rimpels en dat overgewicht en al die onuitgevoerde goede voornemens? Ah. Op die manier.

Nee, Geer en Goor uit de voortuin meppen hoeft inderdaad al lang niet meer. Besties forever nu. Met mij dan hè? Want elke vrijdag drinken we gezellig gemberthee met ons Litlovers Anonymous–clubje, en dan maken we samen diepzinnige literaire analyses. Van de kinderboeken van, eh, anderen.

Hee, maar Mathilde, jij schreef toch zelf ook? Ging toch best lekker?  Hier, overzichtje: sinds die MOKS in 2009 nog vijf prentenboeken gepubliceerd. Allemaal met  ge-wel-di-ge illustratoren: Dorine de Vos, Chuck Groenink, Martijn van der Linden.

Lovend ontvangen, drie Vlag en Wimpels, en zelfs een eerste voorzichtig contact met de CPNB over nou ja en je weet maar nooit. En volgens mij was er toen ook nog dat fijne artikel in het Parool van Joukje Akveld. Werd jij samen met Bette Westera en Marjet Huiberts aangewezen als één van de drie opvolgsters van Annie M.G. Schmidt. Toch?

Hmwjaoh… [Stein tuurt ongemakkelijk naar haar tenen.]

Nou ja, de foto bij precies dat artikel dus. Kijk, die buik. Jahaaa, nú gewoon van de chocola. Maar toen: getrappel! Kind één! En omdat het best een leukie was, meteen ook maar kind twee.  Tussendoor vielen alleen wel allebei m’n ouders om. En woesj. Kon ‘met een baby van net een week per vliegtuig naar z’n dode opa’ óók weer van de bucketlist, en hoezo, af en toe gezellig gaan logeren. Verder in zes jaar tijd zeven keer verhuizen in drie verschillenden landen, en een man-met-Baan die vrijdag om middernacht binnenrolde om op maandagochtend nog voor zonsopgang weer richting vliegveld te zeilen. Pak je moment hè?

Kweetut. Allemaal zéér relatief, en er zijn triljoenen mensen die in dat soort omstandigheden gewoon bestsellers eruit ploppen. Maar ik dus niet. Alsmaar dat gierende tijdsgebrek, alsmaar die spagaat tussen ploetermoederen en produceren… En nee, op z’n Annie M.G.’s om vijf uur opstaan om vast een uurtje te schrijven, dat gaat ‘m ook niet worden. Mááámáááá! Maaaaamaaaa! Wakker! Oké Kind. Ga jij dan maar even fijn wat onbespoten linksdraaiende zelfgebreide rozijnenslingers in elkaar frutselen, en van je Palmpasen joechei. Zoek ik ondertussen die nog natte zwemkleren op, probeer ik de pindakaasfossielen uit jullie broodtrommeltjes te bikken, en zal ik  even die driehonderdzevenentwintig andere ouders appen dat dat gratis springkussen in onze tuin vandaag een soort misverstand was.

Het komt goed. Het ís al heel goed. We houden namelijk nogal van elkaar hier, en dat scheelt. Bovendien zijn we vorig jaar naar Nederland verhuisd, met het plan echt even te blijven nu. Want vier scholen in een jaar tijd… zelfs voor onze megaflexibele superliefies werd het wat veel. Pauze. Nog geen gouden lid van de ANWB, maar  we weten wel al op welke dag de groenbak naar buiten moet (yo!), hoe de bakker heet en waar we de Franse krant kunnen kopen. De kindjes gaan dus naar die vierde school, de Nice French Hubbie is geen Platinum meer, en ik… als ik écht focus en écht al die moetjes consequent onder het kleed schuif en écht al het andere lekker blijf verwaarlozen, dan heb ik zowaar vier hele uren werktijd per dag. Jahaaaaa!

Dus. M’n lieve prehistorische laptopje opgevist uit de doos met wintermutsen. (Stein & Co, ook voor al uw verhuislogica.) Kusje erop. Deed ‘ie het gewoon nog!

Net weer begonnen. Voor nu met een commercieel project. Redelijk bizar: ben een soort ghostwriter van een BN’er. Nearly Transparent Til, zeg maar: als je drie leesbrillen opzet, een sterke loep hebt én over een 24-uurs survivalkit beschikt, kun je nog net mijn naam ontdekken in het colofon. Verder volstrekt idiote  deadlines en iets van honderdtachtig partijen die allemaal iets anders willen – ’t was even, eh, wennen. Maar BN-er en ik blijken samen zowel tussen de boontjes te kunnen rollen van het lachen als bloedserieus kunnen bespreken of we ergens ‘haha’ of toch ‘hahaha’ moeten zetten, dus dat is fijn. En hoe dan ook: ik ben in elk geval weer aan de slag. Merk weer hoe leuk het is als je hoofd het doet. Dat je dan om twee uur ’s nachts (Mam? Neeeeee!)  naar dat schermpje zit te turen, met nog zes uur te gaan tot de  deadline… nog vijf, nog viereneenhalf… en verrek, dat ‘ie er dan gewoon opeens is, die prima pointe. Worden we blij van, hiero.

En natuurlijk is het nog steeds sprokkelen met dat schrijven, en natuurlijk wil ik dan het liefste óók nog schilderen. Zonder kwasten verander ik namelijk in een Niet Te Harden Chagrijnige Zeurheks, en straks gescheiden weer uit Nederland afreizen, da’s nou ook weer zo wat. Dus van die droom en die daad en zo, en alles wat daartussen zit, dat blijft… maar de dromen mogen in elk geval weer uit hun hok.

Dromen als in: een tv-serie schrijven met een collectief (gastrollen voor Geer en Goor, al dan niet als luizenmoeders). Een heen-en-weer vervolgverhaal. (Corien? En dan weer samen gezellig middernachtelijke dansjes doen om willekeurige OV-palen in Noord-Groningen?) Een column, misschien wel juist over dat zo waanzinnig Facebook-fähige leven hier. (Idyllisch VT-Wonen gezin vertelt: ‘We vinden die verhuisdozen nu eenmaal erg decoratief.’) Prentenboeken, prentenboeken, prentenboeken, want oh, die dialoog tussen beeld en tekst!

En een avonturenboek natuurlijk. Over rozijnenslingers. Boeiend hoor. Lees die analyse van Litlovers Anonymous er straks maar goed op door.

 

Rotterdam 2019

Mathilde Stein

www.mathildestein.art

www.instagram.com/mcommemathilde33

mathilde-stein

Nicki Bullinga 10 jaar later, boeken 2019

(het stuk van Nicki Bullinga van precies tien jaar geleden vind je hier)

Ik sta nog steeds achter mijn lijfspreuk Breng de geschiedenis tot leven. De boeken die ik tot 2009 heb geschreven zijn zoals bekend met geschiedenis doorweven. En eigenlijk ben ik niets anders gaan doen: een tweetal boeken van mijn hand na 2009 hebben opnieuw geschiedenis als rode draad.

Zo is daar mijn lievelingsboek Honingkoeken en Bliksemschichten, dat in 2014 is uitgegeven. Een verhaal dat zich afspeelt in een oude bakkerij, waar speciale honingkoeken worden gebakken en die door een hele bijzondere jongen worden gestolen om ze aan zijn dondergod Donar te offeren. Offeren? Ja, want hij is in onze tijd terecht gekomen en wil niets liever dan terugkeren naar de elfde eeuw.

Ik heb dit boek in eigen beheer uitgegeven bij uitgeverij Boekenbent in Barneveld omdat geen officiële uitgever het wilde doen. Het is een spannend boek, en opnieuw leer je er iets van, in dit geval over de Germaanse goden. Ik ben blij dat het boek er is, maar behalve in de bibliotheek in mijn woonplaats is het niet of nauwelijks te krijgen. Behalve bij mijzelf natuurlijk. Dat is het grote probleem bij zelf uitgeven, je hebt geen distributie of PR. Het raakt niet bekend.

honingkoeken-en-bliksemschichten---voorkanthoningkoeken-en-bliksemschichten---achterkant

In 2017 is er een Engelstalig boek verschenen, uitgegeven door de Simon de Montfort Society in Evesham, Engeland: Gwenllian. Zij was de kleindochter van Simon de Montfort, vandaar de uitgave bij deze Society, waar ik al jaren lid van ben. Ik wilde ook dit boek graag gepubliceerd zien maar men vond het in Nederland te specialistisch nadat ik het aan diverse uitgeverijen had aangeboden. Dat specialistische valt trouwens wel mee, vind ik, het leest als een roman. Ik zat erg te dubben of ik het als een jeugdroman zou schrijven of als volwassenenroman, en ik heb uiteindelijk gekozen voor de volwassenenroman.

Toen dacht ik, ik ga het in Wales en Engeland aanbieden en heb het dus in het Engels vertaald. Eerst stuurde ik het naar Welshe uitgevers, maar die waren bang dat ze er te veel geld in zouden moeten steken. Ondanks het feit dat het om een belangrijk Welsh historisch feit gaat. Zodoende kwam ik bij de Simon de Montfort Society terecht. Gwenllian gaat over de verloren Welshe prinses die door de Engelse koning Edward I (1239-1307) als baby haar leven lang (54 jaar) in een Engels klooster is opgesloten om er zo voor te zorgen dat de Welshe dynastie van Llywelyn ap Gruffudd (ca. 1240-1282) uitstierf. Omdat ik Keltisch en Middel-Engels heb gestudeerd, weet ik veel van de turbulente dertiende eeuw, en wilde het verhaal van Gwenllian opschrijven.

gwenllian---klein
Klik op het plaatje voor een grotere versie

Deze twee boeken zijn de enige die tussen 2009 en 2019 zijn gepubliceerd, en in eigen beheer. Er liggen nu drie andere manuscripten (een roman, twee kinderboeken)  op de plank, maar ook die wil men niet uitgeven. Zoooo jammer, want al zeg ik het zelf, ze zijn zo spannend. 🙂

Een kinderboek bijvoorbeeld over het Wonderbeeldje van Amersfoort (Mirakels!) zou hier in de schappen moeten liggen, maar ik krijg het niet uitgegeven. En geloof me, ik heb mijn best gedaan. En dat terwijl ik denk; je leert iets van dat wonderbeeldje, er zit een leuk, spannend verhaal omheen én je kunt er een speurtocht aan vastknopen: superleuk voor het toerisme. Noch de gemeente Amersfoort, noch de VVV Amersfoort was geïnteresseerd. Een lid van ‘Levende Historie’ in Amersfoort vond het geweldig en had grootse plannen, maar dat is helaas ook doodgebloed. Het lijkt wel alsof er een vloek op mijn boeken rust.

Er gloort echter wel licht aan de horizon: ik heb in april een uitgever gesproken die graag een ‘jongensboek, een veldslag, spelend in de middeleeuwen én een spannend verhaal’ wilde. Ik ben een half jaar bezig geweest om alles uit te zoeken zodat ik daarmee aan de slag kan. Schrijven is fijn. En ik kan mijn eigen verhaal weer verweven met historische feiten, ditmaal over de Slag bij Niftrik (1388), waar niet veel mensen van gehoord hebben. Een slag tussen Gelre en Brabant, een eigenzinnige Gelderse hertog en een vasthoudende Brabantse hertogin, en de heer van Cuijk die ertussen zit. Op naar Gelre zal als het goed is in 2020 uitkomen, eindelijk een boek dat bij een heuse uitgever wordt gedrukt.

Al met al ben ik tien jaar na dato nog steeds aan het schrijven. Ik hoop gewoon dat ooit iemand mijn boeken ziet en dat ik dan eindelijk doorbreek!

nicki-bullinga

Nicki Bullinga, augustus 2018

Mijn hoofd maakt vreemde sprongen – Milja Praagman

(het stuk van Milja Praagman van precies tien jaar geleden vind je hier)

Mijn hoofd maakt vreemde sprongen. Nog steeds, ook tien jaar later. Het verrast me hoe de ideeën voor verhalen alsmaar blijven komen en ook hoe ik nog steeds zo’n nieuw idee vaak het liefst meteen wil gaan uitwerken.

Alsof ik het nog steeds voor het eerst doe. Misschien komt dat ook omdat met elk prentenboek wat ik maak, ik weer iets zie wat ik een volgende keer weer anders wil doen. Dingen die voor mijn gevoel altijd nog weer beter kunnen.

nog-100-nachtjes-slapenWat er goed ging deze afgelopen tien jaar zijn de fijne bekroningen van mijn werk zoals dat Nog honderd nachtjes slapen tot Prentenboek van het jaar werd gekozen en ik vorig jaar een Zilveren Penseel won voor Omdat ik je zo graag zie. Vlak daarna werd ik gevraagd om het Prentenboek van de Kinderboekenweek 2018 te maken wat resulteerde in Kom erbij.

Naast deze fijne bekroningen en eervolle opdracht waren er ook nog de bijzonder leuke samenwerkingen, zo maakte ik bijvoorbeeld voor het eerst een prentenboek samen met mijn man kunstenaar Leopold van de Ven: Zien met je ogen dicht. het-lammetje-dat-een-varken-isSamen met Pim Lammers maakte ik Het lammetje dat een varken is (zijn debuut) wat vorig jaar verscheen en op ongelooflijk veel aandacht kon rekenen, waarna we samen ook nog De boer en de dierenarts maakten.

Nu ik dit alles zo achter elkaar typ zou ik mezelf niet onbekend meer willen noemen maar bekend voel ik me ook niet echt; dat komt voor een groot deel denk ik doordat mijn doelgroep (4-7 jaar) daar geen notie van heeft nog. Ze begrijpen gelukkig nog helemaal niets van uitgeverijen, drukkerijen, het CB en CPNB top 60 lijsten 😉

Wat minder goed gaat dan 10 jaar geleden is dat het eigenlijk té goed gaat. Dat klinkt misschien tegenstrijdig maar ik moet waken dat ik niet altijd aan het werk ben, hoe leuk ik dat ook vind. Werken is al lang niet meer alleen schrijven en tekenen maar nu bijvoorbeeld ook het begeleiden van illustratorentalent voor bijvoorbeeld Rose Stories. Wat ik erg leuk vind om te doen net als lezingen en school en bibliotheekbezoeken.

Ik had bedacht komende tijd weer wat langer de tijd te nemen voor nieuwe projecten. Maar dat zich dat niet laat plannen merkte ik pas nog: doodmoe en totaal gaar van de hectische Kinderboekenweek popte er weer doodleuk zo’n idee in mijn hoofd wat graag meteen uitgewerkt wilde worden. Het is zó verslavend dit werk en die ideeën van mij zijn maar moeilijk te temmen.

omdat-ik-je-zo-graag-zieEen van de belangrijkste dingen die zijn veranderd in de afgelopen tien jaar is dat ik ergens rond het uitwerken van Omdat ik je zo graag zie dacht: fok it, nu laat ik even alles los. Gewoon maar tekenen. Dat klinkt simpel maar is en blijft ongelooflijk moeilijk om te doen. Met loslaten bedoel ik loslaten wat we geleerd of wat ik mezelf als stijl had aangeleerd.

Soms ontdek ik terwijl ik aan het ene boek werk iets waarvan ik weer mee verder ga in het volgende. Dat zit hem in kleine dingetjes. Proberen zonder lijnen te gaan tekenen of juist zoals ik nu net heb ontdekt geen zwarte lijn maar met weglaten witte contourlijnen te maken. Maar vaak komt het ook door iets wat ik zie in het werk van anderen. Zo zag ik pas in het werk van Charlotte Salomon dat zij een figuur tekende in lijn met zowel blauw én rood dat vond ik zo mooi, dat ik dat laatst ook heb uitgeprobeerd voor Wat ik mooi vind. Mijn nieuwste prentenboek dat verschijnt in maart bij De Eenhoorn. ik-ben-geen-boek-ik-ben-een-schaap

Hiervoor ontdekte ik dat het ook heel leuk tekenen is met toverpotloden. Die hebben in een punt meerdere kleuren. Dat werkte bijvoorbeeld heel goed om een schaap zijn vacht mee te tekenen voor Ik ben geen boek ik ben een schaap. Omdat zo’n vacht ook niet gewoon alleen maar wit is. Hier kan ik eindeloos lang over doen voor ik snap dat schapenvachtwit soms juist in een gekleurd toverpotlood zit.

Die kleine onverwachte ontdekkingen van op een nieuwe manier iets tekenen of schrijven of een heel nieuw origineel idee bedenken zijn nog steeds dat wat ik het allerleukste in mijn werk vind en waarvan ik me niet kan voorstellen dat ik daar ooit mee kan stoppen.