Ikzelf hoef niet zo nodig bekend te zijn. Toch niet in die mate dat ik op straat wordt nagestaard.
Mijn gezicht hoeft niet aan mijn naam te plakken. Maar mijn naam mag wel aan mijn boeken plakken. Liefst.
‘Marian De Smet? Ken ik! Die heeft ‘De woorden van zijn vingers’ geschreven. Echt goed joh, moet je eens lezen!’
In die mate? Graag.
En waarom moet je dat boek dan zo nodig eens lezen?
Omdat het over de liefde gaat en dat is altijd fijn. Zeker als je vijftien, zestien of nog (veel) ouder bent, want zo oud zijn de lezers waarvoor ik dit boek geschreven heb. Dat noemen ze dan een adolescentenroman.
Rembrandt en Clara ontmoeten elkaar op de trein. Zij speelt cello, dat is meteen duidelijk. Rembrandt leest graag. Zo ontsnapt hij uit zijn beklemmende werkelijkheid en een boek is handig om je achter te verstoppen. Meestal zou hij het liefst van al gewoon verdwijnen, zeker als hij doorheeft dat iemand met hem wil praten. In dit geval Clara.
Hij wil niet praten. Hij kan niet praten. En hij haat de onbeholpenheid die hem keer op keer weer met zijn doofheid confronteert.
Maar Clara heeft een dove broer en kent gebarentaal. Zo breekt ze doorheen de muur die hij rond zich heeft gebouwd. Ze is geïntrigeerd door die stugge, gesloten jongen.
“Hij lijkt wel een raadsel dat ik moet oplossen”, biecht ze op aan haar beste vriendin Sofie. Maar Rembrandt werkt niet echt mee.
Telkens Clara denkt hem eindelijk te kennen, doet hij weer iets onverwachts. Hij vecht constant tegen een tweestrijd diep van binnen, want hij houdt wel van Clara. Ontiegelijk veel. Waarom is het zo moeilijk haar dat te tonen? Ze komt te dichtbij, het verleden doemt weer op en dat onder ogen zien…
Tijdens het schrijven van dit boek is mijn eigen horizon verruimd. De dovenwereld is voor me opengegaan.
Als horende sta je gewoon niet stil bij wat het betekent doof te zijn. Het is een beperking met grote sociale gevolgen. Maar aan de andere kant is het ook een verrijking, want doven hebben een eigen taal en cultuur. Ze leven in twee werelden.
Clara ook, al is ze horend. Rembrandt zit nog tussen die twee werelden in, hij leeft in een niemandsland. Doorheen het boek zie je hem worstelen, zoekt hij krampachtig in welke wereld hij thuishoort en beseft hij later pas dat hij helemaal niet hoeft te kiezen.
Lezers zeggen over het boek dat het vlot leest en aangrijpend is. Ik heb het heel graag geschreven, voelde me even terug zeventien, maar ik was ook blij die twee eindelijk los te laten. Mijn hoofd uit, het boek in. Ze zijn klaar om hun verhaal aan anderen te vertellen.
Wie wil er luisteren?
Marian De Smet
www.mariandesmet.be