Maria Postema: “Ik wist al op mijn vijftiende dat ik kinderboekenvertaler wilde worden”

Ik ben Maria Postema, 37 jaar, en ik woon in Utrecht met mijn vriend Mark en mijn kat George. Ik heb Engelse Taal en Cultuur en Film- en Televisiewetenschappen gestudeerd aan de Universiteit van Utrecht en ik ben nu zo’n twaalf jaar kinderboekenvertaler – het leukste beroep ter wereld, als je het mij vraagt. Ik vertaal van het Engels naar het Nederlands, en dan vooral romans voor jongeren (YA – young adults), maar ook boeken voor jongere kinderen.

DertiendaghTegenwoordig ben ik ook schrijver: in 2017 verscheen mijn jongerenroman Dertiendagh, die ik samen schreef met Maarten Bruns, bij uitgeverij Leopold, en op dit moment werken we aan een tweede boek. Als ik niet aan het vertalen of schrijven ben, maak ik muziek (ik drum in de band Le Garage), zit ik in de bioscoop, ga ik sporten, spreek ik af met vrienden of lees ik een boek.

Wanneer ben je begonnen met vertalen? Wat was je eerste vertaling?
Ik ben al tijdens mijn studie gaan vertalen, toen vooral tijdschriftartikelen en een boek met zeilverhalen. Mijn eerste jeugdboekenvertaling was (een deel van) Twilight van Stephenie Meyer. In datzelfde jaar vertaalde ik ook Om de wereld te redden van Sam Mills en De roep van de wilde kat van Linda Newbery.

Welke vertaling van jou is het bekendste, denk je?Twilight
De Twilight-serie van Stephenie Meyer en De Hongerspelen-trilogie van Suzanne Collins.

Hoeveel boeken heb je inmiddels vertaald?
Op dit moment kom ik – als ik goed geteld heb – op 62 boeken.

Wat vind je het fijnste aan vertaler zijn? En wat vind je het minst fijne?
Ik wist al op mijn vijftiende dat ik kinderboekenvertaler wilde worden. Ik houd heel erg van taal, van boeken en lezen, en van taalpuzzels en –spelletjes. Bij vertalen komt dat allemaal samen. Ik vind het heerlijk om helemaal in een boek te kruipen en met de woorden van een schrijver aan de slag te gaan. Minder fijn is het – soms – dat je meestal in je eentje werkt en dus niet even kunt overleggen met collega’s. Bovendien kan het ook gezellig zijn om af en toe tegen iemand anders te praten dan de kat. Om dat probleem op te lossen huur ik een kantoorruimte met andere mensen, onder wie ook een aantal vertalers. Zo heb ik toch nog een soort collega’s.

Hoe ga je te werk?
De uitgever vraagt of ik een bepaald boek voor hen wil vertalen. Soms lees ik het dan eerst, maar vaak is er nog geen manuscript en moet ik op basis van de samenvatting van de uitgever (en mijn agenda) beslissen of ik het wil vertalen of niet. Als het boek er is, lees ik het eerst helemaal. Dan let ik natuurlijk op het verhaal, maar ook alvast op woordgrapjes en andere dingen die ik tijdens het vertalen ga tegenkomen. Dan ga ik beginnen met vertalen. Als de eerste versie af is (en dat kan soms wel een paar maanden duren), komen de correctierondes: dan lees ik de vertaling nog een paar keer helemaal door. Tijdens de eerste correctieronde verander ik nog heel veel en hak ik de meeste knopen door op plekken waar ik nog twijfel, bij de laatste rondes let ik vooral nog op foutjes, punten en komma’s. Dan stuur ik het naar de uitgever, die de vertaling nakijkt en weer naar mij terugstuurt. Ik neem alle correcties en opmerkingen door en besluit welke ik doorvoer en welke niet (al dan niet in overleg). Als laatste lees ik ook de eerste proef nog een keer helemaal door: het boek ziet er dan al uit zoals het gedrukt gaat worden. Ik kan dan geen grote dingen meer veranderen, maar wel nog eventuele foutjes eruit halen.

Welke hulpmiddelen gebruik je allemaal?
Woordenboeken: de Van Dale Engels-Nederlands en Nederlands. Synoniemenwoordenboeken als synoniemen.net en Het juiste woord. Engelse woordenboeken als Merriam-Webster, maar ook bijvoorbeeld de Urban Dictionary (superhandig als je een boek met veel straattaal moet vertalen). Daarnaast zoek ik Heel Veel op op internet. En als ik iets moet vertalen over een onderwerp waar ik weinig van weet, bel of mail ik iemand die daar veel verstand van heeft. Een jager als ik bepaalde jachttermen moet hebben, een arts als er dokterstermen in het boek zitten – voor elke vraag is wel iemand te vinden!

Hoe ziet je werkdag er ongeveer uit?
Ik begin meestal met een uurtje sporten. Om 10 uur ben ik dan op kantoor, drink ik een kopje koffie (of twee) en ga ik ondertussen aan de slag. Meestal werk ik door tot een uur of zes. Als een boek heel snel af moet of de deadline komt eraan, dan werk ik soms ook ’s avonds en in het weekend door.

Wat zijn volgens jou de kenmerken van een perfecte vertaling?
Ik weet niet of er perfecte vertalingen bestaan – elke vertaler zal een boek net even anders vertalen, en er is meestal niet één manier de beste. Maar een goede vertaling geeft in prettig leesbaar Nederlands de sfeer en stijl van het boek weer. Ik probeer me tijdens het vertalen altijd af te vragen ‘hoe je iets in het Nederlands’ zegt. Dat betekent dat je de taal waarin het boek geschreven is (in mijn geval Engels) vaak een beetje moet loslaten, want anders krijg je kromme zinnen en zie je wat er oorspronkelijk heeft gestaan. Bij een goede vertaling heb je daar geen last van. En natuurlijk zijn in een goede vertaling ook alle woordspelingen, grapjes en dialogen op een leuke en goedlopende manier vertaald.

De-hongerspelenAan welke vertaling heb je goede herinneringen?
Ik heb aan veel vertalingen goede herinneringen, maar ik weet nog goed dat ik met Twilight bezig was en daar helemaal in opging. Dan kon ik soms echt een beetje verdwaasd over straat lopen en me verbazen over het feit dat al die mensen geen idee hadden van de wereld van het regenachtige Forks waar ik zojuist uit was gestapt. Misschien kwam het doordat het een van mijn eerste vertalingen was, maar ik kijk er met veel plezier op terug. Mijn lievelingsvertaling is denk ik toch De Hongerspelen, omdat ik dat oprecht een heel goed boek vind, en omdat het best bijzonder is dat een boek zo groot wordt. Als vertaler ben je altijd heel trots als een van je ‘kinderen’ het zo goed doet in de wijde wereld… 🙂

Kun je een voorbeeld geven van een fragment waar je erg tevreden over bent?67-seconden
Onlangs is mijn vertaling van 67 seconden van Jason Reynolds verschenen, en boek dat geschreven is in ‘vrijeversvorm’, waarbij heel veel met woorden, klank en rijm wordt gespeeld. Dat was soms best lastig, maar ik ben heel blij met het resultaat. Het is best een rauw boek, over een jongen uit een achterbuurt die wraak wil nemen op degene die zijn broer heeft doodgeschoten. Een van de zinnen waar ik erg tevreden over ben, is:

Get
down
with
some
body

or

get
beat
down
by
some
body.

In mijn vertaling is het geworden:

Word
matties
met
iemand

anders

wordt
het
matten
met
iemand.

Het is én straat, én de woorden lijken – net als in het Engels – erg op elkaar, én de betekenis blijft behouden. Hoera!

Hoe zou de wereld eruitzien zonder kinderboekenvertalers?
Zonder vertalers zouden we een heleboel boeken uit andere landen niet kunnen lezen. Moet je je voorstellen dat er geen kinderboekenvertalers zouden zijn! Dan zouden we nooit kennisgemaakt hebben met Pippi Langkous, met de Gruffalo, met de mol die op zijn kop gepoept werd, met Alice in Wonderland, met Harry Potter, met Katniss Everdeen, de Grijze Jager, Andy en Terry van de Waanzinnige Boomhut, Percy Jackson, Ronja de Roversdochter, de Moemins, de dievenbende van Scipio, en zo kan ik nog wel even doorgaan. Wat een vreselijk saaie wereld zou dat zijn…!

Waar werk je op het moment aan?
Op dit moment werk ik aan een YA-bewerking van Frankenstein van Mary Shelley. Dat is ontzettend leuk om te doen: ik vind Frankenstein al heel lang een geweldig boek en ik ben heel blij dat straks nog meer mensen het kunnen leren kennen. Ik heb heel veel research gedaan en me ondergedompeld in de negentiende eeuw en het – behoorlijk tragische – leven van Mary Shelley. Het moet begin volgend jaar klaar zijn, en dan gaat Sophie Pluim er nog prachtige illustraties bij maken. Een droomproject!

Wat lees je in je vrije tijd?
Van alles! Ik probeer veel Nederlands te lezen, want dat vind ik een van de belangrijkste dingen als vertaler – lezen in de taal waarnaar je vertaalt. Alleen als je Nederlands echt goed en rijk is, kun je volgens mij alle registers opentrekken om een boek goed te vertalen. Ik lees zowel fictie als non-fictie – ik hou bijvoorbeeld erg van biografieën, maar eigenlijk lees ik bijna alles. De afgelopen tijd heb ik En we noemen hem van Marjolijn van Heemstra en Jij bent van mij van Peter Middendorp gelezen. Nu ben ik bezig in Lethal White van Robert Galbraith, een pseudoniem van J.K. Rowling. Dat is het vierde deel in een serie over privé-detective Cormoran Strike, en dat zijn zulke leuke boeken dat ik er extra lang over probeer te doen, omdat het zo jammer is als het uit is. Daarna heb ik Het einde van de eenzaamheid van Benedict Wells klaarliggen. Tussendoor probeer ik zoveel mogelijk kinderboeken te lezen, om bij te houden wat er uitkomt en omdat ik ook nog af en toe in de Utrechtse Kinderboekwinkel werk.

Je schrijft ook zelf boeken. Als je een ding moest kiezen, wat zou het dan zijn: vertalen of schrijven?
Dan toch vertalen. Schrijven is heel erg leuk en een geweldige aanvulling op het vertalersbestaan, maar ik heb zoals gezegd altijd vertaler willen worden en dat hoop ik ook altijd te blijven.

2 gedachten over “Maria Postema: “Ik wist al op mijn vijftiende dat ik kinderboekenvertaler wilde worden”

  1. Ooh wat een heerlijk beroep heb je! En wat moet dat een fijn gevoel zijn, weten dat door jouw werk heeeeel veel kinderen kunnen genieten van mooie boeken!

    Oprechte vraag; heb je nooit het gevoel dat je werk ondergewaardeerd wordt? Iedereen heeft het altijd over de auteur maar als vertaler ‘herschrijf’ je het boek toch een beetje om de sfeer vast te houden. Neem bv alle woorden in de Harry Potter reeks. Iémand heeft die fantastische benamingen in het NL bedacht, maar die naam hoor je dan weer nooit..

    Like

Plaats een reactie