Ik kom oorspronkelijk uit Engeland, uit een dorpje in de Cotswolds, in het midden van Engeland. Ik heb ook in Schotland, Italië en Duitsland gewoond en woon sinds 2003 in Nederland, eerst in Den Haag en sinds 2010 in Amsterdam met mijn man en twee katten, Sasha en Bear. Ik vertaal meestal vanuit het Nederlands, soms vanuit het Italiaans (ik heb zojuist twee geweldige boeken van de Italiaanse schrijver Bianca Pitzorno vertaald) en heel soms vanuit het Duits.
Dit jaar heb ik ook een fragmentvertaling van een Friestalig boek gemaakt (In nije heit van Thys Wadman) en een aantal interessante Friese boeken gelezen – ik hoop dat er in de toekomst meer vertalingen vanuit het Fries naar het Engels komen. Ik ben eigenlijk een beetje taalgek – dit jaar heb ik een cursus IJslands in IJsland gevolgd en een cursus Faeröers in de Faeröer, en ik ben van plan om ook volgend jaar naar de Westfjorden in IJsland te gaan om meer IJslands te leren. Mooie taal.
Wanneer ben je begonnen met vertalen? Wat was je eerste vertaling?
Ik heb talen gestudeerd aan de University van Oxford en we moesten elke week teksten uit het Engels vertalen (in de ‘verkeerde’ richting dus) en heel soms andersom, in het Engels. Dat waren dus mijn eerste vertalingen. Ik wilde toen al literair vertaler worden maar dat leek me heel moeilijk – dat is het ook. 🙂
Welke vertaling van jou is het bekendste, denk je?
De brief voor de koning, zou ik zeggen. Toen ik Nederlands aan het leren was, heb ik een aantal Nederlandse vrienden gevraagd: Welk Nederlandstalig kinderboek moet ik lezen? Het antwoord was bijna unaniem De brief voor de koning van Tonke Dragt. En ik heb het boek gelezen en was er helemaal ondersteboven van. Dat boek moest ik vertalen. Ik heb het dan ook met een paar uitgevers over het boek gehad en diverse fragmenten uit het boek vertaald – en het klikte met Pushkin Press. Toen de uitgever van Pushkin zei: Welk Nederlandstalig kinderboek moeten we laten vertalen? was het antwoord heel eenvoudig: De brief voor de koning. Er zijn inmiddels meer dan 50.000 exemplaren verkocht en Netflix maakt een televisieserie van The Letter for the King.
Hoeveel boeken heb je inmiddels vertaald?
Ha! Grappig – ik heb een lijstje met mijn vertalingen bijgehouden maar de boeken nooit geteld. Interessant om te zien hoeveel en wat voor soort boeken het zijn. Tien graphic novels tot nu toe (ik wil er heel graag nog meer vertalen), waaronder een aantal met co-vertalers, Michele Hutchison en Rhian Heppleston, ongeveer twintig boeken voor volwassenen, waaronder romans en non-fictie van Cees Nooteboom, Otto de Kat, Jan van Mersbergen en Guus Kuijer en een aantal kortere boeken zoals catalogi voor tentoonstellingen, 42 ‘coffee-table books’ (het was echt een verrassing dat er zoveel waren, maar daar ben ik als vertaler eigenlijk mee begonnen – bijschriften voor foto’s en korte essays over mooie huizen) en meer dan 80 kinder- en jeugdboeken. Heel veel van die boeken waren prentenboeken – van het vertalen van prentenboeken word ik als vertaler heel blij. Die mooie illustraties en die knappe, krappe teksten.
Wat vind je het fijnste aan vertaler zijn? En wat vind je het minst fijne?
Leuke boeken lezen en dan herschrijven voor nieuwe lezers is altijd fijn. Ook, praktisch gezien, is het heel mooi om je werk overal mee te kunnen nemen, als je bijvoorbeeld op reis bent. Dat betekent toch dat je eigenlijk altijd een beetje aan het werk bent, dat je mailtjes beantwoordt, dat je aan het nadenken over vertaalkwesties bent, maar dat vind ik eigenlijk ook fijn. Kinderboekenvertaler zijn is niet alleen maar een vak maar ook een lifestyle. 🙂
Hoe ga je te werk?
Ik maak bijna altijd eerst een ‘quick and dirty’ vertaling. Snel dus, en met veel vraagtekens en notities over woorden en zinnen die een uitdaging vormen. Daarna maak ik een tweede, mooiere versie en nog een versie en nog een versie totdat er nog maar een paar vragen overblijven, misschien voor de auteur. Als de vertaling bijna klaar is, vraag ik mijn eerste lezer (mijn man Peter) om de tekst te lezen. En dan maak ik een (bijna) definitieve versie, die naar de redacteur gaat, en die bespreken we samen. Het is een beetje alsof je bloem aan het zeven bent en de klontjes almaar kleiner worden. Als het om een prentenboek gaat, lees ik de tekst ook altijd voor – eerst aan de arme poezen, die het allemaal niet zo interessant vinden.
Welke hulpmiddelen gebruik je allemaal?
Heel veel kopjes thee.
Hoe ziet je werkdag er ongeveer uit?
Hm, ik heb een paar… werkrituelen – ik probeer om vijftig minuten te werken en dan tien minuten pauze te hebben. Normaal gesproken begin ik de dag om 8 uur met een uurtje (vijftig minuten dus) e-mail, facturen, administratie enz. Daarna, als ik het niet te druk met vertalen heb, studeer ik een ‘uurtje’ Fries of IJslands. En dan vertaal ik nog vier of vijf uurtjes van vijftig minuten. Ik maak ook elke dag een kleine wandeling door de buurt om een frisse neus te halen. Ik vind het belangrijk om een soort routine te hebben als je freelancer bent.
Over welke vertaling ben je het meest tevreden? Aan welke vertaling heb je goede herinneringen? Welke vertaling vond je het moeilijkst?
Ik ben het meest tevreden over De brief voor de koning (The Letter for the King), omdat het boek nu ook een Engelstalige uitgever – en veel Engelstalige lezers – heeft gevonden. Dat had eigenlijk al in 1962 moeten gebeuren. Meer dan vijftig jaar later is wel laat, maar hoera! En aan die vertaling heb ik ook goede herinneringen. Alles klopte, en dat boek heeft precies de goede uitgever gevonden, de uitgever die zo’n boek verdient. Pushkin Press maakt heel mooie boeken – en de nieuwe kaften die je nu in Nederland ziet waren eerst op de Engelstalige versies te zien. Pushkin gaat volgend jaar mijn vertaling van Lampje van Annet Schaap uitgeven – en daar ben ik ook heel blij mee. Ook een geweldig boek – en het moet niet meer dan viftig jaar wachten om naar het Engels vertaald te worden. Thank you, Pushkin Press!
Voor mezelf ben ik ook tevreden met De Zevensprong (The Song of Seven, ook door Pushkin uitgeven) omdat er veel leuke woordgrapjes en raadsels in het boek zitten – niet alles heb ik kunnen behouden (zelfs de titel was niet makkelijk) maar ik heb toch zelf een paar kleine woordgrapjes ter compensatie kunnen toevoegen, waar ik blij mee was.
Een moeilijke vertaling was Ondergedoken als Anne Frank van Marcel Prins en Peter Henk Steenhuis. Niet vanwege de taal maar vanwege het onderwerp. Dat boek is een bestseller in Amerika geworden – Hidden Like Anne Frank. Jonge Amerikaanse lezers kunnen nu ook deze verhalen van ondergedoken Joodse kinderen lezen, en dat vind ik belangrijk.
Wat vind je over het algemeen lastig om te vertalen?
Woordgrapjes kunnen natuurlijk lastig zijn om te vertalen, maar prentenboeken en vooral rijmende prentenboeken zijn misschien het lastigst. In een prentenboek moet elk woord absoluut kloppen en als de woorden ook nog moeten rijmen, dan heb je veel tijd en verbeelding nodig om een goede tekst te schrijven. Het is vaak ook meer herschrijven in de geest van de oorspronkelijke auteur dan vertalen. Dan is het goed als je met een uitgever werkt die dat begrijpt en ook gevoel voor humor heeft. Ik vond het bijvoorbeeld superleuk om Hé, wie zit er op de wc? van Harmen van Straaten te vertalen, deels omdat de schrijver, Harmen, en de uitgever, David Rose, allebei heel aardige – en grappige – mensen zijn. Ik had wel best veel tijd nodig om die korte tekst te vertalen maar als je ‘loo’ met ‘poo’ in een boek mag rijmen, is dat echt genieten. Leuke baan, dat vertalen.
De boeken van Tonke Dragt die je vertaald hebt zijn meer dan 50 jaar oud. Zijn ze daardoor lastiger te vertalen?
Nee, eigenlijk niet, zeker niet De brief voor de koning en Geheimen van het Wilde Woud, omdat het verhaal zich in een wereld van ridders en kastelen afspeelt. Er zijn ook in het Engels veel kinder- en jeugdboeken die zich in de Middeleeuwen of in middeleeuwachtige settings afspelen – met die boeken ben ik opgegroeid – en ze zijn in dezelfde traditie als deze twee boeken van Tonke Dragt. De Zevensprong was misschien een beetje moeilijker omdat het moderner is, maar toch ouderwets voor de kinderen van vandaag. Er waren een paar dingen die niet meer gangbaar zijn – best veel roken, lijfstraffen, school op zaterdag – maar de lezers begrijpen toch dat het verhaal zich niet in 2018 afspeelt. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld Oorlogswinter (Winter in Wartime, ook door Pushkin Press uitgegeven) – dan moet je soms een beetje uitleggen, maar op een heel subtiele manier.
Welk boek dat door iemand anders vertaald is, had je zelf graag willen vertalen?
Toen ik deze zomer op de Faeröer was, hebben we in de les een aantal geweldige prentenboeken in het Faeröers gelezen, van een schrijver die Bárður Oskarsson heet. En ik dacht: ‘Hé, waarom zijn deze boeken nog niet naar het Engels vertaald?! Misschien zou ik… Hmmm…’ Maar Darf Publishers in Engeland heeft de rechten al gekocht en is de boeken nu aan het uitgeven. Goed nieuws voor Engelstalige lezers maar ik lijd toch een beetje aan translator envy.
Welk boek dat nog niet vertaald is, wil je graag vertalen?
Iets van Tjibbe Veldkamp. Aardige man, geweldige schrijver. Katvis is een aanrader
Waar werk je op het moment aan?
De laatste loodjes van Lampje van Annet Schaap. De tekst is nu met de redacteur. En ik ben – hoera! – nog een boek van Tonke aan het vertalen, De goudsmid en de meesterdief.
Wat lees je in je vrije tijd?
Van alles. Heel veel kinder- en jeugdboeken natuurlijk, en boeken over taal en cultuur. Boeken over Italië en IJsland vind ik bijna altijd interessant. Ik heb recent Een onbarmhartig pad van Gerwin van der Werf gelezen, dat zich in IJsland afspeelt – een mooi boek, heel spannend en heel IJslands. En nu ben ik The Travelling Cat Chronicles van Hiro Arikawa (in de vertaling van Philip Gabriel) aan het lezen – een geweldig boek voor iedereen die ooit van een kat heeft gehouden.