Hoi, ik ben Lies Lavrijsen. Ik ben 40 jaar en woon met mijn man en kinderen in Antwerpen. Ik vertaal meestal uit het Engels, soms uit het Frans, af en toe uit het Italiaans en echt héél af en toe uit het Spaans. Naast het boekvertalen ondertitel ik ook wel eens films, maak ik boventitels voor theaterstukken of schrijf ik recensies voor de website Mappalibri. In mijn vrije tijd probeer ik mijn zittende professionele bestaan een klein beetje te compenseren door aan hardlopen en hedendaagse dans te doen.
Wanneer ben je begonnen met vertalen? Wat was je eerste vertaling?
In 2004 volgde ik een korte cursus literair vertalen aan de universiteit van Leuven. In de nasleep daarvan kreeg ik van het Vlaams Fonds voor de Letteren de kans om mijn eerste boekvertaling te maken, onder begeleiding van een mentor. Het boek in kwestie was Het verhaal van Tracy Beaker van de Britse schrijfster Jacqueline Wilson, een heel grappig boek over een pittig meisje dat in een kindertehuis woont. Ik vind het nog altijd een van de leukste boeken die ik ooit vertaald heb.
Welke vertaling van jou is het bekendste, denk je?
Dat eerste boek, Het verhaal van Tracy Beaker, was toen het uitkwam best bekend omdat er in die tijd een tv-serie over Tracy Beaker werd uitgezonden. Een paar jaar daarna vertaalde ik de tweedelige reeks Dagboek van een klotejaar van Saci Lloyd, een heel geëngageerde klimaatdystopie die ook vrij goed ontvangen werd. Die boeken speelden zich af in wat toen nog een nabije toekomst was: 2015 en 2017. Het is griezelig om te zien dat zoveel van wat er in de boeken beschreven werd, ondertussen ook echt gebeurd is. Maar als ik de uitleencijfers van de Stichting Lira mag geloven, zijn een paar korte boekjes over de Smurfen die ik op een blauwe maandag ooit vertaalde eigenlijk mijn populairste werk.
Hoeveel boeken heb je inmiddels vertaald?
Een veertigtal. De laatste jaren vooral Young Adult, maar ook boeken voor jongere kinderen, prentenboeken, strips, non-fictie en een paar boeken voor volwassenen.
Wat vind je het fijnste aan vertaler zijn? En wat vind je het minst fijne?
Het fijnste: creatief zijn met taal. Een oplossing zoeken voor allerlei uitdagende vertaalproblemen: woordspelletjes, liedjes, rijm… De voldoening die je voelt als je een lastige zin na een halfuur piekeren opeens toch vlot kunt laten lopen. Helemaal opgaan in een verhaal en je inleven in een personage om te bedenken hoe hij of zij iets precies zou zeggen.
Wat ik het minst fijn vind aan boeken vertalen is dat het voortdurend bikkelen blijft om een modaal inkomen bij elkaar te schrapen. De tarieven voor boekvertalingen zijn erg laag.
Hoe gaat dat, samen vertalen? Wat zijn de voor- en nadelen?
Ik werk geregeld samen met Tine Poesen, die gisteren al uit de doeken gedaan heeft hoe we te werk gaan als we in duo een boek vertalen.
Als je naar onze werkwijze kijkt, kun je al wel raden dat duovertalen niet meteen tijdsbesparend is. Een vertaling door twee vertalers is zeker niet dubbel zo snel klaar als een vertaling door één vertaler. Er gaat namelijk veel tijd zitten in het nakijken en becommentariëren van elkaars stukken. Dat is een klein nadeel, maar daar staan een heleboel voordelen tegenover! Het is bijvoorbeeld heel fijn om samen te kunnen overleggen over vertaalkeuzes en om over vertaalproblemen te kunnen brainstormen, want twee weten altijd meer dan één.
Het is ook enorm verrijkend om te merken dat er zelfs in een vrij rechttoe rechtane tekst altijd passages zijn die je co-vertaler net iets anders interpreteert dan jij. Je gaat vanzelf diepgaander over je boek en je personages nadenken. Natuurlijk is het in de eerste keren best confronterend om je vertaling terug te krijgen met allerlei op- en aanmerkingen in de kantlijn, maar dat went snel. Het eindresultaat wordt er alleen maar beter op, en je leert er ontzettend veel van bij. In het begin pakten Tine en ik elkaar met fluwelen handschoentjes aan, maar ondertussen kunnen we er alles uitflappen wat in ons hoofd opkomt zonder dat de ander dat persoonlijk opneemt.
Aan welke vertaling heb je goede herinneringen? Welke vertaling vond je het moeilijkst?
De Dagboeken van een klotejaar vond ik erg fijn om te doen. Het thema, de klimaatsverandering, is natuurlijk erg relevant en ik vond dat de schrijfster het ook op een originele manier had weten te verpakken. Het zijn echt boeken die je aan het denken zetten. Ze bestaan uit een opeenvolging van dagboekfragmenten van een nogal grofgebekt zestienjarig meisje, afgewisseld met reclames, krantenartikelen, opstellen die ze voor school moet maken… Heel afwisselend dus.
En de vertaling die ik vorige week heb ingeleverd was ook een leuke: de strip Atom Agency van Yann en Schwartz, over een jonge privédetective die een juwelendiefstal onderzoekt. De strip zat boordevol verwijzingen naar gebeurtenissen uit de jaren veertig, realia uit die tijd, ouderwets argot, Marseillaans dialect, lang uitgesponnen woordgrapjes, noem maar op. Een hele kluif, en natuurlijk moest de vertaalde tekst ook nog in de tekstballonnen passen. Geweldig om te doen!
Wat vind je over het algemeen lastig om te vertalen?
Dingen die lastig zijn om te vertalen zijn eigenlijk vaak ook het leukst, als ze willen lukken tenminste. Woordspelingen zijn vaak moeilijk, omdat je ze natuurlijk bijna nooit letterlijk kunt vertalen. Daar kan ik dagenlang over lopen piekeren, en meestal krijg ik dan een gouden inval als ik onder de douche sta. Of midden in de nacht. Het is me al overkomen dat ik ’s nachts wakker word met een geniale inval en die dolenthousiast op een blaadje papier krabbel, om de volgende ochtend tot de ontdekking te komen dat die inval in the cold light of day toch net iets minder geniaal is.
Wat ik ook vaak moeilijk vind is dialect of hippe jongerentaal. Ik woon in Vlaanderen, wat betekent dat ik voor die taalvarianten niet kan terugvallen op wat ik om me heen hoor. Ik moet geregeld bij collega’s van boven de Moerdijk te rade gaan om te weten of een bepaald woord of een bepaalde vloek ook door Nederlandse jongeren gebruikt wordt.
Is er verschil tussen vertalen voor kinderen/jongeren en vertalen voor volwassenen?
Ja, maar veel hangt af voor de leeftijd van de kinderen voor wie je vertaalt. Hoe jonger je publiek, hoe meer je automatisch rekening houdt met de manier waarop je iets verwoordt. In vergelijking met vertalen voor volwassenen is het ook vaker nodig om cultuurgebonden elementen (merknamen, etenswaren e.d.) te gaan toelichten. Ik probeer dan vaak een paar extra woordjes in de zin binnen te smokkelen die duidelijk maken waar het om gaat. Dan schrijf ik bijvoorbeeld niet Mam kwam hem tegen in de Duane Reade, maar Mam kwam hem tegen toen ze boodschappen deed in de Duane Reade. Daar kun je als lezer wel uit afleiden dat Duane Reade waarschijnlijk een supermarkt is. Of als iemand een nieuwe Hotpoint wil, zal ik geneigd zijn om het gewoon over een ‘wasmachine’ te hebben.
Is er verschil tussen vertalen uit het Engels, Frans en Spaans?
Taalwetenschappers zouden hier vast uren over kunnen doorbomen, maar er zijn inderdaad wel wat verschillen. Iedere taal heeft zijn eigen kenmerken die specifieke vertaalproblemen opleveren. In Engelse teksten kom je bijvoorbeeld om de twee zinnen wel een ‘gerund’ tegen, de bekende ‘-ing’ vorm van het werkwoord. In het Nederlands worden onvoltooide deelwoorden veel minder gebruikt, dus moet je daar telkens weer een oplossing voor verzinnen, en als het even kan liefst niet iedere keer dezelfde. In het Engels is het ook veel gewoner dan bij ons om een niet-levend ding uit zichzelf iets te laten doen, wandering hands en zo. Daar moet je mee uitkijken, want in een Nederlandse tekst worden zulke dingen vaak onbedoeld komisch.
Als ik uit het Frans vertaal, kom ik steeds woorden en constructies tegen die een paar registers hoger zitten dan wat we in het Nederlands in dezelfde situatie zouden gebruiken. Dan is het vaak nodig om dat register een beetje te ‘downtunen’, anders krijg je een heel zware, opgeblazen tekst in het Nederlands.
Voor Amerikaanse boeken geldt bijna het omgekeerde: daar zijn dialogen vaak zo cool en flitsend en is de grammatica in het hele boek zo spreektalig dat het een hele klus is om in het Nederlands iets te bedenken dat even soepel loopt zonder dat je in een soort straattaal vervalt.
Welk boek dat door iemand anders vertaald is, had je zelf graag willen vertalen?
Alice in Wonderland. Ook al bestaan er al verschillende (en prachtige) vertalingen van dat boek, het lijkt me gewoon heerlijk om aan de slag te gaan met al die onzinnige en brutale liedjes en absurde dialogen.
Maak je je wel eens zorgen over computervertalingen? Zullen die jouw werk overbodig maken?
Ik denk dat het vertalen van jeugdliteratuur wel eens een van de laatste dingen zou kunnen zijn dat door computers overgenomen kan worden. Fingers crossed.
Hoe zou de wereld eruitzien zonder kinderboekenvertalers?
De wereld zou in ieder geval een saaiere plek zijn. Er zijn natuurlijk ook fantastische Nederlandstalige kinderboekenschrijvers, maar volgens mij zouden weinig jongeren (en volwassenen) de heerlijk gemene verhalen van Roald Dahl, de opblaasbare-onderbroekenlol van de Waanzinnige Boomhut of de epische strijd tussen Harry Potter en Voldemort hebben willen missen.
Ik vind het ook belangrijk dat kinderen verhalen kunnen lezen die in een andere cultuur geschreven zijn, dat ze al lezend andere landen en gewoontes kunnen ontdekken, dat ze kunnen reizen in hun hoofd. Vertalers van kinderboeken slaan op hun bescheiden manier bruggetjes tussen twee verschillende culturen, en dat blijft in deze Trumpiaanse tijden broodnodig.
Waar werk je op het moment aan?
Tine en ik leggen op dit moment de laatste hand aan onze vertaling van History Is All You Left Me, het tweede boek van Adam Silvera. In januari beginnen we aan zijn derde boek, More Happy Than Not. Ondertussen werk ik ook aan de vertaling van een rijkelijk geïllustreerd non-fictieboek over ecosystemen: The Wondrous Workings of Planet Earth van Rachel Ignotofsky.
Wat lees je in je vrije tijd?
Alles wat los en vast zit.
(foto Lies Lavrijsen © Gaby Jongenelen Photography for CELA Europe)