(het stuk van Tim Gladdines van precies tien jaar geleden vind je hier)
Wat me in het stukje van tien jaar terug vooral opvalt is de zelfingenomenheid ervan. En de bitterheid. Ik voelde me destijds erg miskend, en dat lees je heel goed tussen de regels door. Ik schreef veel, maar kreeg ook veel positieve, enthousiaste afwijzingen. (‘Heel mooi, maar niet voor ons fonds’) Dat vond ik moeilijk om te accepteren.
Dat gevoel van miskenning schuurt nog steeds wel eens, maar minder vaak en minder fel. Na het prentenboek Ik ben Kaat, uitvinder (Gottmer, 2007) zijn er lange tijd geen boeken van mij meer door uitgevers geaccepteerd. Ik was terug bij af en dat betekent veel schrijven en veel lovende afwijzingen incasseren. Het hoort geloof ik bij wie ik ben, als schrijver. Het is niet anders. Ik hou me vast aan mijn eigen koppigheid en drijfveer, en vaak strookt dat nou eenmaal niet bij waar een uitgever naar op zoek is. Van de weeromstuit heb ik in de loop der tijd opnieuw twee boeken in eigen beheer uitgegeven (Magneet en Dame Dollie Doet Drie Dingen), samen met Leonie Gladdines, en die titels blijven ergens in de marge van Boekenland bestaan. Recensenten willen uitgaven in eigen beheer niet bespreken en winkels zetten ze meestal niet in de kast, behalve die ene aardige boekverkoper die je toevallig persoonlijk kent. Maar als ik moet kiezen voor géén boek en een boek in de marge, dan kies ik toch voor dat laatste.
De hoop op een bestseller heb ik inmiddels opgegeven, maar schrijven zal ik waarschijnlijk altijd blijven doen. Ik ben heel blij met alle vertalingen die ik heb mogen maken en vooral met mijn jeugdroman Hoe het kwam dat ik Emma een blauw oog sloeg, die afgelopen voorjaar bij uitgeverij Marmer verscheen, en waar ik veel positieve reacties op heb gekregen. Bovendien zit er een nieuw boek bij Marmer in de pijplijn en komt er ook een prenten-voorleesboek uit bij uitgeverij De Eenhoorn in België. Allemaal zaken waar ik heel blij van word.
Het grootste compliment vind ik de werkbeurs die ik naar aanleiding van Emma heb gekregen en waardoor ik een hele tijd kan doorwerken zonder op mijn inkomen te hoeven letten. Elk gevoel van miskenning zou hier niet op zijn plaats zijn. Wel ervaar ik enige druk omdat ik nu, nog meer dan anders, vind dat ik wel een goed boek moet afleveren. Dat komt de ontspanning niet ten goede. Maar liever werkdruk dan miskenning.